Bloed
1.
Dit kutleven heeft haar weer zover;
ze moet broeden op een poëem
om boven haar leed uit te stijgen.
Er werden grappen gemaakt
toen ze vertelde over het geweld
en de bruuske grensoverschrijding.
2.
Zoals dat niet om te lachen was,
zo was dit niet om te delen,
maar hij deed het wel.
En ze glommen om haar naaktheid
waar die bedekking nodig had.
Het zwarte laken werd haar van het lijf gerukt.
3.
Ze weten het niet, want ze voelen het niet.
De bron waaruit dit opwelt is een wond.
Ze bloedt en men lacht. Zwachtel haar.
Maak haar zacht. Dwing haar niet.
Lach niet, stelp. Houd de stroom nauw.
Tot ze in de monding de zee ontmoet.
4.
Forgive
them, father, for they know not what they do.
De liefde doet u groeien, maar kruisigt u ook.
Als geboren worden pijn doet, dan komt ze nu ter wereld.
Zonder littekens geen eindstreep.
Wolfmens
Er
gaapt een gat in mijn buik
Een wolvenbek die niet gromt,
huilt of vlees verscheurt,
maar schreeuwt vanachter
dubbeldik glas, onhoorbaar
Het is de pijn die je opkrullen doet
in een foetushouding na de breuk
met een grote liefde
De pijn die strak staat als het touw
in een boog
Het is de pijn van niet vluchten,
de pijn van: kom maar op,
mijn uithoudingsvermogen
is tegen jou opgewassen
Het is de pijn van het eenzame kind
dat zich niet gekoesterd voelt
De pijn van een gebrek aan oxytocine,
een leven lang
Hoeveel lijden kan een mens verdragen?
Met hoeveel gratie kan hij zijn pijn doorstaan?
Hoe lang kan een bokser in de touwen hangen
voordat hij terugslaat?
Hoe sterk moet een mens worden
voordat het genoeg is?
De ziel is een wolk die alles in zich opneemt,
alles draagt
Maar het zal regenen, donderen en bliksemen,
en miezeren als de mildheid van de herfst
zich aandient
Vol begrip, vol wijsheid,
zal de boog ontspannen,
zal de zalf de ziel vinden,
en zal God voldaan op ons neerkijken
Lofzang op de psychiatrie
Oh psychiatrie
Hemels instrument voor pacifistische despoten
Als ik je aankijk, kijk je glazig terug
Als jij, oh psychiatrie, een samenleving was, was je streven
dan een democratie te zijn?
Of zou je je innerlijk tegenstrijdig weten?
Jij psychiatrie, jij weet het, jij alleskunner, doorgronder
van dysfunctionerend leven
Oh verlichter, til mijn ziel daar waar niemand ooit grip
zag, jij verlosser van leed, pijn, neurosen
Onze ontmoeting was waarlijk ongeevenaard
U staat aan de rand van de krochten van het menselijk
bestaan
U heeft de wijsheid waarmee krochtigen naast u kunnen
plaatsnemen
Wellicht rijkt u zelfs de arm na een overwogen, misschien
intuitieve inschatting
U valt niet, u kan niet vallen, u bent steengeworden
menselijkheid binnen uw eigen muren
Muren die koud en kil aan kunnen doen, muren waaraan menig
krochtige zich kan warmen
Maar muren die altijd hard zijn
Altijd zal onze rol ons bij elkaar brengen en uit elkaar
houden
U, psychiatrie, u weet
Krochtige, u weet niet
De helende kracht van de psychiatrie is gevangen in woorden.
Uw wijsheid, oh psychiatrie, is opgetekend
Al wat de krochtige tekort komt, daar heeft de
niet-krochtige een surplus aan
Wijsheid. Droge wijsheid uit dikke boeken. Pillen van
boeken, boeken over pillen
Want aan geen instrument schort het u oh psychiatrie!
Waar woorden niet toereiken, wordt uw verlossing veilig
gesteld door het heilige witte snoepgoed
Oh psychiatrie, hoe kunnen wij krochtigen u ooit danken?
Zeg ons, oh zalige, hoe betalen wij u met gelijke munt?
Zeg het ons, gij almachtig kennende, doortastende
Zeldzaam
Hij is een kind van de bliksem
ontvangen door een maagdelijke geleider
vastgelegd op een gevoelige plaat
zo één waar zijn opa kampioensbrood op bakte
Droeg het horloge van die laatste, om
de legende van de hofmeesters levend te houden -
sommige horloges laten zich niet lezen
voelen als een baksteen en schroeien,
brandmerken in de strompelende onschuld
De zon is warm, de bliksem heet
Ik bevochtig mijn nek
zoek een schaduw
maar ga steeds in die van mezelf staan
Telkens verbergt hij zich achter me
als ik het licht in de brandende ogen kijk
Kon ik maar eens dekking zoeken,
achter een lasbril mag je dan veilig zijn,
de contouren van de scheiding die niet mag zijn
zijn haarfijn zichtbaar voor het bindweefsel dat is
afgestorven,
toen het dwingende levendodende compromis in werking trad
Het bliksemt niet meer zo als vroeger;
de goden moeten een toegenomen vertrouwen hebben.
Van mij hebben ze het vaak genoeg gekregen,
maar bij wat ik terug ontvang staat nooit een afzender.
Ze zijn bang voor menselijkheid of gewoon hartstikke dom
Het hedendaagse offer is knechting in de naam van rivieren
die,
gevuld met geld en plichtsbesef,
het prachtige wild uit de man destilleren,
het in musea op sterk water zetten
omdat de macht van de verbeelding,
de slaaf een gruwel is en de waarheid te pijnlijk
om onbedekt op straat te mogen overleven
Daarom, als je een onbekende op straat ziet gaan
hem niet rechtop ziet staan, maar gebogen
denk dan aan een ineen gekrompen bokser, die pijn heeft,
incasseert
hij vecht, niet uit lust, maar omdat hij ertoe gedwongen
wordt
Ik ken levende monumenten, zet standbeelden voor ze op
omdat woorden en gevoelens in vaste vormen te vangen zijn
je moet in het duister kunnen vertrouwen, niet alleen op wat
je voelt in je hart,
maar ook op bakens die als vuurtorens hun werk doen in het
donker,
daar waar het alleen en koud is,
daar waar de wond net is toegebracht,
nog bloedt en vertrouwt op stolling,
pijn je de tanden in een grimas op elkaar doet zetten
Ik ken zo'n baken en heb haar nodig,
maar kampioensbrood wordt duur gebakken, vergt inzet en
toewijding om te verkrijgen,
nadat je de eerste en wellicht enige kans hebt laten lopen.
En incasseringsvermogen bij tegenslagen die veel pijn doen
Dit baken is uit zeldzaam hout gesneden
Ik ga ervoor door de knieën
Ze zal vertoornd zijn
Held
Je bent een held wanneer
je voorkomen kan dat de dijken
doorbreken. Als je van geen wijken
weet.
Je bent een held als je bijsturen kunt,
niet opnieuw de bocht uitvliegen wilt.
Versnellen kunt, vertragen. De dromerige
nachten, de lege dagen, vullen kunt.
Je bent een held als je vanuit de diepte
weer mens weet te zijn aan het oppervlak,
van geen wijken weet wanneer het tij
zich tegen je keert.
Een held ben je en je weet het,
om het morgen weer te vergeten.
Even besef je het, dat je het lef hebt,
om door te gaan.
Beteugeling
Ik ben
een momentopname
Foto’s bewaar ik niet
Alles is tijdelijk, cyclisch
Ik lig en de bliksem
huist en houdt huis
in mijn buikstreek
Bel mij als er iets
in vuur en vlam gezet moet worden
Een huis, een hart, de kop
van een lucifer
Warm en laaf je
Maar houd gepaste afstand
Niet ver; we willen beiden niet bevriezen
Niet te dichtbij; we willen ons niet branden
Tem en vang de bliksem
Dwing hem tot een vlammetje
Dat voor eeuwig brandt
Ode, eer en begin
Als dit om mij heen een grot was, hoe zou ik dan mijn
gedichten schrijven?
Als dit om mij heen een berg was, waar zou ik dan mijn eten
vinden?
Als de kou er zijn intrede deed, hoe zou ik mij dan warmen?
Een ode breng ik, aan allen die zich terugtrokken in de
bergen
Aan allen die het lijfsbestuur boven het staatsbestuur
stelden
Aan allen die zich wijdden aan de Weg en zijn Kracht
Die het niet-doen tot levenskunst verhieven
Die nooit eer zochten en het daardoor kregen
Ik breng een eresaluut aan hij die hem ook bracht
Deze weg doemt op voor mijn voeten
Hoe meer ik me aan hem wijd hoe weidser hij wordt
De eerste stappen zijn met overtuiging gezet
Horizonnen
De man in een impasse in een hok
Hij kent elke hoek, elk gat
Hij warmt zich op voor wat komen gaat
Zijn oude ik een jas die hem niet meer past
Achter de horizon ligt nog een horizon
Altijd zullen er horizonnen zijn
Nooit zal hij weten wat er achter de nieuwste ligt
De ontkenning van de dood drijft hem voort
De man in een impasse in een hok
In een hut, in een grot, in een bedoeïenentent
Gaan moet hij, jassen van zich af werpend
Kijkend met nieuwe ogen naar nieuwe werelden
De man, de impasse, de hut
Het voornemen
Verbeelding
Sluit ik mijn ogen
Ben ik een taoïst
Op een berg in China
Open ik ze
Liggen mijn handen
Op een toetsenbord
In een vierkante woning
Sluit ik mijn ogen
Zit ik in een grotopening
Op een steen
Ik luister hoe de regen valt
Op het blad van bomen
Die enkel bergen als hun thuis zien
Ze vragen me wat ik hier doe
Ik zeg dat ik de Weg zoek
En hem vind als ik daarmee stop
Ik houd mijn ogen gesloten
En onthoud wat ik schrijven wil
Voor later
Taoïstisch gedicht
Het
geluid dat het licht in de hoek maakte
Overschreeuwde mijn avondgemoed
Reeds bevind ik mij in het iets donkerder
Als aan een muziekversterker draai ik aan de knoppen
Om mij af te stemmen op de Weg
Draaien, regelen, tot je samenvalt
Verstrooiing is een gehavende vijand
Die je een arm om de schouder slaat
Om er een mee te worden
Vrede te sluiten met jezelf
Schuld
Ik heb schuld
Ik ben onverdraagzaam geweest
Ik kon niet van je houden zoals je was
Ik haatte je moedervlek en het gaatje in je shirt
Ik was er te eerlijk over
Ik had er eerder mee moeten stoppen
Maar ik hield van je
Jij haatte jezelf
Je had vaak het gevoel dat je tekort schoot
Ik drukte waar het pijn deed
Ik heb schuld
Ik kan er niet voor vergeven worden
Ik zou het weer doen
Het moest
Ik doe het nooit meer
Ik begin er niet meer aan
Maar dat vereffent mijn schuld niet
En jij was niet verantwoordelijk
Ik haat mezelf omdat ik het licht in je ogen en de lach in
je keel
op transport heb gezet
Ik heb vandaag gehuild om mijn onverdraagzaamheid
maar dat zeggen is ijdelheid
Ik heb vandaag mijn vriend gebeld en mijn hart bij hem
uitgestort
hij zei dat ik geen schuld heb
hij zei: schrijf haar een brief
ik heb het overwogen
en mezelf in herinnering gebracht dat je de stilte tussen
ons waardeerde
Ik heb schuld en die zal ik dragen
Ik heb vandaag gehuild om de onverdraagzaamheid en wat die
heeft uitgericht
De gaten die geslagen zijn in jouw familie
Je hebt me er nooit over verteld
Je hebt in mijn armen gehuild om alles wat ik niet mooi aan
je vond
Je droeg het
Je troostte je bij je onderdrukker
Ik, wolf in schaapskleren
Schuld heb ik. Ik heb je meermalen gekwetst
Stoornis
De stoornis die ik heb
organiseert mijn leven zo
dat ik steeds meer alleen ben.
Ik ben mijn stoornis niet,
ik héb een stoornis.
Ik wil niet alleen zijn,
maar mijn stoornis wel met mij.
Mijn stoornis houdt mij voor de gek,
laat mij denken dat ik hem ben.
We drukken armpje,
maar we hebben geen toeschouwers.
Hij wint te vaak.
Ik moet gaan trainen.
Ik doe niet anders.
Ik ben alleen.
Mét mijn stoornis.
Memento mori
Na het veertigste levensjaar begint het uitstel
We zijn allen hetzelfde lot beschoren
Toch leven we als onsterfelijken
Maar die ene zoete zalige troost
Die wacht ons allen
Zijn naam is groot
Hij is de grote gelijkmaker
Je kan op hem vertrouwen
Aan hem toegeven
Laat hem zijn werk doen
Zie je bewegingsvrijheid ingeperkt
Meer en meer
Hij is je vriend
Een einde aan al je zorgen
Hij is de voorwaarde voor leven
Je kan hem tegenwerken
Maar dat zal, zoals alles, tijdelijk zijn
Onverbiddelijk wacht hij je op
Verwelkomt je in zijn koude armen
Zijn levenloze schoot
Daar mag je rusten
Daar wacht je niets dan de eeuwigheid
Niets dan de vergetelheid
Droogte
Ze omvat mijn woning. Ze omvat
Ze omvat de schelp waar ik uit was gebroken
Ze omvat, maar ze weet niet
Ze weet niet van mijn vrijheid en hoe die gewonnen was
Ze had vast. Ze had vast anders gehandeld
Maar moeders zeggen: als hadden komt is hebben te laat
Ik was eens. Beloofde iets. Maar stremde in iets dat blind
was
Ooit zal ik weer, zeggen ze. Wat je eens deed, dat, zeggen
ze ook
Maar ik zwijg alsof het me, omdat het me, is het me wel
opgelegd?
Ik heb gemerkt dat het goed is om een verhaal te hebben
Het biedt de mensen perspectief, stelt gerust
Om jou hoeven ze zich geen zorgen te maken
Als ik één ding geleerd heb, als één ding waar is
Dan is dat het plot van het verhaal
De jaren in de woestijn zijn daar een integraal deel van
De dorst doet je het lessen op waarde schatten
Pamflet
Het pamflet dat van schande spreekt
Prijkt daar ergens op het internet
Men moeten weten dat de leek
Het vuur gestolen heeft, en het doorgeeft
Het pamflet, het is de wond
Waaruit dagelijks pikt de adelaar
Voor altijd hangt het daar
Om het kind terug naar zijn kamer te sturen
Maar in de late donkere uren
Waarin het voorbeeld voorbeeld is
Waar, in een tijd van duisternis
En er veel is te verduren
Daar broedt een vogel op zijn ei
En maakt wel zeven kinderen blij
Die wonen vreugdevol in zijn borst
En weten van de vredesvorst
Het bidden is hem niet vergaan
Ook al moet hij het alleen doorgaan
Chrétien’s boodschap is verstaan
Wat rest is door de knieën gaan
Ik weet nog waar en hoe en hard
Ik was jong en het was hip
om te schermen met ziektes.
Mijn vader was ook niet zo oud
en niet welbespraakt genoeg
om met woorden te spreken.
Hij sloeg de ziekte uit mijn mond.
Ik weet nog waar en hoe en hard.
Voor de verandering werd er
nog wat spanning bijgeschreven
op de harde schijf die bij poëten
voor ziel doorgaat.
Ik hoor dat woord voel de klap.
Het is meer dan een ziekte.
Het komt van achteren.
Je kan je niet weren.
Het is de afdruk
van een kolenschop
op een wang.
Het is je vader.
Manhaftig
Tegenwoordig herstel ik snel van mijn liefdesverdriet
Het is er nog, een ondergrondse zee van tranen
Waarvan het bestaan door een mij onbekende
Slechts vermoed kan worden. Ludduvudduh
Duurt de helft van de lengte van de relatie
Maar de liefde voor deze vrouw zal nooit over gaan
Trots als een hond met een bot in zijn bek
Draag ik deze zee manhaftig mee naar mijn graf
Ik heb het meegemaakt. Ik mocht het meemaken
Dat zij bestaat. Dat zij voor mij bestaan heeft.
Wat een feest dit leven. Ik draag dit zoals het me optilde.
Verliefd op een herinnering die nog steeds toegankelijk is.
Er groeien bloemen uit mijn ogen
Er groeit passie in mijn lijf. De bodem wordt steeds dieper
Ooit hoop ik de wereld in mijn ziel te dragen
Maar voor nu, wind, til me op en neem me mee
Ik wil gewichtloos zijn en zweven
De zachtste zachtheid
De perfectie eisende tiran in mij
kijkt niet met zijn hart.
Hij is gewend hout te schaven
tot het glad en zacht is.
Maar hij herkent het niet
wanneer het zich voor zijn ogen
aandient, de zachtste zachtheid.
Toen de wijn hém zacht had gemaakt,
stopten de klokken met tikken.
De ravissante Joodse nodigde
hem in haar heiligdom.
Er was een opgaan in de oneindigheid.
Iets van Tao en de vrouw van wie iedereen houdt
Ik stroom door jou
Als een rivier door de bedding
Ik droom door jou
Je lach is mijn redding
Vertel me wat je ogen gezien hebben
Maar vertel me niet wat je verlangt
Want het bangt mij dat ik niet degene ben
Die het je geven kan
Ik bezit de vonk, maar niet de gave
Ben ik bang
Om jouw wensen naar de haven te brengen
Want het duurt met mij nooit lang
Maar dit moment dit duurt een eeuwigheid
En ik tel ze op al die keren
Tot ik niet meer spreken kan van tijd
En ik de liefde niet meer hoef te leren
Niets minder dan een kosmische dans doe ik met jou
Jij bent het dal waarin mijn water valt
Het blad waarop mijn druppel parelt
Het yang in mijn yin, het yin in mijn yang
Iets van Tao en de vrouw van wie iedereen houdt
Limoen
En thuis kwam ik. De liefde heb ik getrotseerd.
Ik heb haar gezien. Limoengroen vertrouwde ze me
haar eigenste grensverhalen. Koel hield ik me.
Drie Engelstalige gedichten manifesteerde ik,
terwijl ik dronk als een zeeman. Ik leerde
over de driehoek van Jan, tussen Pixies, Nirvana,
en mijn
band: Queens of the Stone Age.
Thuis kwam ik. Omdat dat een goed vertrekpunt is.
De linkerlade van mijn koelkast bléék niet leeg.
Mijn tranen van geluk koelde ik met een blik.
Ik dronk eruit als een baby melk uit een borst.
Ik heb mijn liefde getrotseerd en werd meer man.
Iets met een zweem van een taoïst of een Epicuriaan.
Kon ik elke avond maar zo aan een bar staan.
Woestenij
En zo ben je getuige van een wereld die zichzelf terugtrekt.
De rafelranden van de stad heb je achter je gelaten.
Oog in oog sta je nu met een onmetelijk uitzicht.
Er gebeurt hier niks. Slechts bedoeïenen weten het,
hoe je hier in leven blijft. Veel stilzitten, thee drinken,
en niks doen. In het Oosten zouden ze taoïsten heten.
Eerst was er niemand, maar waren er overal mensen.
Nu is er niemand, en er is niemand.
In het duistere van het duister ben je,
en toch is er kleur, geur, muziek.
Als geboren worden pijn doet, dan kom ik nu ter wereld.
In gedachten kruip ik tegen een lichaam op,
grijp in een moederborst en zuig me vol.
Maar de intuïtie voldoet niet meer.
En aan de liefde waag ik me niet meer.
Ik heb boerenmelk voor haar gehaald,
haar een zonnetje uit Brabant genoemd,
en een liedje voor haar gespeeld.
Dat is alles wat ik kan doen.
Ik heb mezelf eens te vaak verloren.
En geloof dat ik mezelf opnieuw kwijt ben.
Waar het water laag staat
Hij werkt waar het water laag staat
Een dagelijkse inloop van honger en dorst
In zijn boot, staat het water hoog
Al zijn paarden heb ik bereden:
De vurige, de snelle, de krachtige
Er staat water in de boot
En terwijl híj zorgt voor water en brood
Stap ik in de jol met overtollig nat
Schep schep voor schep
Een bodem in het vaartuig
Het roeien komt later wel
Instructies
Hak vormen uit een alfabet
Buig de rij van a tot z
totdat hij breekt bij de k
als een tak die knapt
De prijs van de omelet
is het breken van het ei
Teken van voren, opzij en boven
contouren van een lichaam
Splinters klinkers spatten
tegen je veiligheidsbril
Weet wat dit worden moet
De vormen moeten uitnodigend lezen
Hak er een taille uit
Leg handen op zijden
Je geestesoog ziet alles
in vertes die niet ver zijn
Hak een hals uit de hardheid
Houw beelden in gedachten
Hou het beeld van haar
en niets zal je ontberen
Toekomst
Als ik mijn rug
naar de toekomst keer,
heb ik geen oog
voor het zwarte gat
dat ik vrees.
Wandel ik langs
succes en falen,
langs vrienden, vreemden,
vrouwen.
Leeft mijn vader nog,
geloof ik in verzoening
en verlossing.
Geloof ik
in een toekomst.
Liefde
Ik ben liever alleen
dan zonder jou
Aan het einde van de bar
Een grijze Amsterdammer
drie turven hoog
een goedgebekte tronie.
Je zou hem geen stuiver geven
als je niet wist
dat hij een expert is
op het gebied van Anne Frank, WOII en Mokum
als je niet wist
dat hij bezoekers rondleidt in de Hollandsche Schouwburg
delinquenten met een taakstraf begeleidt
publiek om zijn vingers windt
wanneer hij de microfoon ter hand neemt om het leven te
bezingen.
Ik heb me niet vergist
toen ik tegen hem aan schurkte
bijna op zijn schoot kroop.
Soms vergeet ik
Dat ik een kind
Dat hij een vader
Hang ik aan zijn lippen
Tot zijn lever opspeelt;
ongepolijst
meedogenloos
gemeen
spijkerhard
ogenschijnlijk gevoelloos.
Perspectief dient zich aan
voor even dan
want bij sommige oude mannen is het warm.
Zij
Zij is mijn inspiratie
Zij maakt dat ik dingen niet te laat zie
Zij maakt mijn zicht heel
Zij houdt mij in het gareel
Zij complementeert mijn dans
Zij is met wie ik sjans
Zij doet de klok in het juiste tempo tikken
Zij doet conflict in der minne schikken
Zij heeft wat ik niet heb
Zij is vloed, ik ben eb
Zij geeft ritme aan de getijden
Zij is waar ik voor wil strijden
Zij is de afwezige vrouw
Zij weet niet hoeveel ik van haar hou
Zij laat mijn liefde niet onbeantwoord
Zij weet hoe het hoort
Zij is de snelweg om mijn stad
Zij is de gids op mijn pad
Zij is de schoot voor mijn rust
Zij is het die mijn brand blust
Zij houdt mijn liefde levend
Zij is leven gevend
Zij is de tegenpool van de dood
Zij bedekt het bloot
Zij is zalf op de wond
Zij is gegrond
Zij is wie ik niet ben
Zij kent wat ik niet ken
Zij is mijn doel
Zij doet alles op gevoel
Zij is mooi
Zij heeft de sleutel van mijn kooi
Maar wie is ze eigenlijk?
Vuur
De duim die het tandwiel over de vuursteen doet rollen,
het gas, de vonk, de vlam. Dat wat ik van de goden stal,
en nooit meer terug zou geven. Godgelijken zijn we,
beschikkend over goed en kwaad. De macht zit in mijn zak,
ik steek er mijn tabak mee aan. “Sttt, stil!”, zeg ik vaak,
wanneer ik het vuur aan de ogen van de goden onttrek.
Je kan die wezens beter goedgezind houden. Wat voor mij
een vonk is, is voor hen, of nee, voor hém, de bliksem,
die splijt en willekeurig doel treft zoals jij willekeurig
in een gezin belandde. Want je hebt je geluk niet
voor het uitzoeken. Je geluk niet, je genen niet.
En maar te horen krijgen dat het leven maakbaar is.
Geloof mij, geloof het niet. Deze zaak stinkt.
Het Heilige Vuur dat ik eens bezat is verworden.
Tussen jeugd en ouderdom zit een harde grens,
zegt Hesse. Ik waak op die scheiding.
De smid zat thuis bij het haardvuur
Naast de bliksem in mij
op de grond
zit een verweesd klein kind
gehurkt, met het hoofd
tussen de schouders en de handen, over de oren
De twee kunnen elkaar niet vertrouwen
maar ze willen het zo hard
dat er warmte ontstaat
het heet Liefde
Tussen vader en zoon
het is zo heet
dat ze zich beiden branden
schuilen moeten in de kou
Littekens
Waarom ben ik zo ongenadig?
Dit is geen vraag. Dit is retoriek.
Schenk mij genade. Laat mij genadig zijn.
O bliksem, o god, o Zeus.
Laat mij. Laat mij goed zijn zoals ik ben. Zoals ik was.
Voordat jij in mijn leven kwam.
Maar je bent er altijd geweest. Totdat de val jou wegnam.
Jouw hand op mijn schouder. De verzuchting:
Waar maak je je toch druk om?
De diskwalificatie; Wie bén jij eigenlijk?
Welnu, ik dicht. Ik dicht me een ongeluk.
Ik scheur de pagina's uit mijn bundel. Verfrommel ze.
Gooi ze in de papiermand, om ze 's avonds te verbranden in
het haardvuur.
De gloed die de proppen geven is laaiend en ongekend, zoals
mijn ongenade.
Heer, ontferm u over mij. Over mijn lotgevallen. Over mijn
lot.
Leer mij bidden, ontleer mij het geschreven woord.
Laat mij herrijzen uit de grijze as, zoals ik nooit eerder
ben opgestaan.
Zet mij in vlam en vuur. Zorg voor een eeuwige toevoer aan
brandstof, heer.
Warm u lezer, aan mijn lijdenskristallen. U bent niet
alleen.
Leer de eenzaamheid niet kennen; ze zal u niks leren.
Laaf u aan de warmte van deze haard. Laaf u, laat u
liefhebben.
Heb lief of haat, maar laat de wereld niet. Ze wacht.
Zet haar in vuur en vlam, maar houd afstand. Brandwonden
laten harde littekens achter.
Terugkeer
Het zwaartepunt zoekt altijd de verticale weg
Aardt richting de kern van de bol
Daar waar het heet is en dromen in vlammen opgaan
Zo zag hij eens dat hij een radertje was
Maar soms was hij wil, als bliksem die een weg baant
De kunst was het om niet te vernietigen
Hij was een verpersoonlijkte natuurkracht die niet anders
kon
Een wildeman die zich niet had uitgeleverd aan maatschappij
Een taoïst die als Perseus Medusa onthoofde
Zijn ogen afwendend voor de blik van beton
De dichterlijkheid vrij baan gevend
Hij was betovering in een onttoverde wereld
Magie als in magisch-mythische samenlevingen
Alles wil hem rationeel maken, maar hij is uitzinnig
Zijn blik ziet onder het oppervlak van het persona
Vindt er chaos en danst ermee
Creëert tienduizend vormen zoals Tao
Rust na de wildheid
Verbergt zijn natuur
De huichelaar ligt op de loer
Dringt zich op als een ongewenste gast
De stad is een illusie armer
Het dacht hem op zijn plek te houden
Maar hij is volatiel als een optie op de beurs
Raakt hij verwijderd van zijn kern dan keert hij terug
Zijn thuis is de aanraking van zijn geliefde
The night before the day
Is this
my finest hour?
Or will the grapes be sour?
God help me on this restless hour
I’m walking rounds on top of my tower
Wedergeboorte
Spoel zelfverzekerd aan,
aan de natte oevers van de Rijn
Kruip als een soldaat op de kant,
hervind je verloren gewaande krachten
Herinner de schoot van een madonna
Het regenererend vermogen
Achter je: schepen in lichterlaaie
Het rode licht van een kaars,
de bubbels in een Duvel
Duivelgezanten, graalridders
Wolfmensen, buurtmoeders
Supermarktmanagers, Revianen
Hoe vaak kruipt een mens niet op
de waterkant van zijn leven?
Om zich af te drogen,
gebogen over vragen,
opgeroepen door nieuwe kansen,
hem gegeven?
Circulair
In het midden staat een buitenstaander
Wat doet hij daar? Hoe durft hij?
Het spotlicht is op hem gericht als hij spreekt
Hij vertelt over geslechte bergtoppen
Over het afzien en het telkens weer proberen
Hij zocht het midden zelf
Trotseerde het ongemak dat hij daar vond
Hij wist zich een buitenstaander
Zijn vermomming echter, gaf niks weg
Totdat hij het verstand verloor
Zette het op dat moment op een schrijven
Stond buiten alles, verkreeg een reputatie
Liet die achter op een bergtop
Daalde af naar het laaggelegen dal
Wierp zich in een rivier, klampte zich vast
aan een boomstronk en dreef af
Hij gaat zoals de regen gaat
Is een van een glas gevallen druppel
Op een opengeslagen pagina
Van een dichtbundel uit China
Hij zal verdampen en het luchtruim kiezen
Om rondgepompt te worden zoals de liefde
dat wordt door de elementen
De tijd is niet lineair
De tijd is cyclisch
Alles gebeurt opnieuw
Je kijkt slechts met nieuwe ogen
Telkens weer
Telkens weer
Dichter
Weten
dat je het bent
omdat het niet meer lukt
De gedichten zijn het bewijs niet
Het is het gemis
Prime Time Fix
One million ostriches
Heads buried in the sand
Their daily fix secured
Indifference to surroundings at hand
One million addicts
Not in control
Unaware the seductive forces
Unconscious fast food has its toll
One million miles away
A small house in the sand
Looking out the window
A man sees what’s in hand
One million folks
Tuned into a matrixed land
Unaware of the hoax
Securing their fix at hand
Heads in the sand
Not seeing what’s in hand
Man sees, shakes his head, smokes a fag
Man grips, shuts his shutters, cuts some slack
Man assents after outside he looked
“There’s one thing I got to do
Got to keep my clientele hooked
Make sure no-one’s overlooked”
One million stars above
Shining over addict land
Not catching people’s eyes
Enlighting just the sand
Really, it’s what’s in hand
Don’t understand
The devil's fork
Today is the day that the ocean is flushing down
It’s easy to say, but I’m the only one not raising a frown
The ocean has been my friend for several years
I’ve known it as a steady friend, but it has its fears
Today is the day that the ocean is flushing down
It flows freely and it doesn’t make a sound
I will see it run empty and touch the face of the earth
I’ll walk up to the hole and make myself worth
Today is the day that the ocean flushed down
People were crying tears and I didn’t raise a frown
I walked down the hole and I plugged in the missing cork
I took away what caused the hole, it was the devil’s fork
Today is the day that the ocean will rise
I’ve seen it struggling, wearing my disguise
This suit I’m in has a human face
It cost nothing, just a little love and some seeing through
the haze
Back on his own
Police are busting his balls
Courtesy was standing, but it falls
It has to bow for power
And so is reached the final hour
He is back on his own
Sitting on his lonely throne
The world shall bow at his feet
No more bullshit deceit
Society doesn't fit his shoe
But writing is what's left to do
I hope his pen is full of anger
'Coss he's a motherfucking wrangler
He suffocates what isn't real
He will make you feel
It was good to have known him
His wrath has filled to the brim
He's gonna spill his guts
To show where society went nuts
Ardhanarishvara
In mij komt de geconflicteerdheid van twee families samen
Shiva en Shakti, yin en yang, purusha en prakriti
Ik ben het eindpunt van de twist
De oorlog vond zijn eindpunt in mijn dood
Er is een splijtzwam in mij gevaren
Het is mijn afkomst
Ik reproduceer mijzelf niet fysiek, maar in wat ik schrijf
Ik getuig van de mogelijkheid van een leven
Van de overgave
Mijn wapens hoef ik niet neer te leggen
Ze staan op boekenplanken
Verwonden niet, wegen slechts kilogrammen
Ik ben niet alleen
Het is aangenaam warm hier
Ik word begrensd door mijn lichaam
Laat het zitten, leg het neer, laat het lopen
Ik wil het laten gaan en geest worden
Iets geselen dat geen gevoel kent
Maar alles is geanimeerd en zo wreed ben ik niet
Ik ben bewustzijn dat met een voet op de onwetendheid staat
Danst, vernietigt, het eenzijn viert
De teugels liggen losjes in mijn palmen
De wereld versnelt niet, vertraagt niet
Draait zonder instructie rond
Mijn oude ik is dood
Mijn oude ik is dood
Plechtig is het ten grave gedragen
Mijn oude ik is dood
Mijn nieuwe ik zit vol met vragen
Wie kijkt mij aan in de spiegel?
Moet ik nu kalm de dood afwachten?
Mateloos heb ik maten achtergelaten
Trouw aan een zelf in de maak
Trouw aan een zelf in de maak
Trouw aan mezelf
Geen opmerkingen:
Een reactie posten