I filled myself with water
To build my stack of tears
He killed the band of brothers
In exile we'll be years
He scarred my soul with pleasure
Salvation lies in pain
Don't know to take what measure
Nothing left to gain
Drown myself in sorrow
Let laughter come afloat
Be sad until tomorrow
Take the early boat
The sun will set itself
As always to the sky
Some books are off the shelf
The wound is in my thigh
It bleeds and bleeds but still I stand
Love it does prevail
Find your way in foreign land
You found your long lost trail
My blood it sinks into this land
To fertilize the earth
My leg is red, I wear my band
I'm standing in the dirth
This barren land goes overgrown
I quench my thirst with rain
The wound it heals, I'm on my own
My love is not in vain
I see myself out standing
In rivers flowing hard
My love it has no ending
I'm dancing in the dark
My shadow is so certain
I'm always in its light
I breathe and close the curtain
It hides into the night
Fate
I wear this band in mourning
It is my timeless clock
I see tomorrow's morning
All ships are in the dock
Friends they come as ships roll in
Tomorrow you will see
That friends they go as ships roll out
And people live with glee
I stole this pen without scruple
It was an easy steal
I walked for it the whole nine yards
It was a simple deal
I lost a friend without remorse
Friendship causes pain
I walked for miles and touched his horse
With feelings of disdain
One day I'll see that all goes well
Friendship has an end
I knocked the door and rang the bell
There goes my long lost friend
What was is not, what is will be
It all did end so soon
What's not will be and you will see
The dark side of the moon
I learned a lot, I saw a whole
My love it was in vain
I danced the dance, I saw the stole
I beamed into the rain
Where one succeeds and others fail
The learning is in how
To have success and not to fail
And make an honest vow
When one day you will come to see
That friendship is a test
In how to love and not to hate
It is an honest quest
My friend you see I danced the dance
And lost an honest mate
That love prevails and not does pain
It is where lies your fate
Grensbewaking
En zo kwam het, dat een jongen met een fiets,
een vrouw van de wereld beminde,
haar vrijpostigheid hem niet zinde,
en hij koos voor het vriendschappelijke niets.
Was het een muze, courtisane of sirene,
in al zijn gesprekken kwam zij terug,
vandaag echter was hij erop beducht,
niet opnieuw die afslag te nemen.
Soms is het goed niet vrij te associëren;
vooral als het gaat om pijnlijke zaken
die een plek in het verleden verdienen.
Maar je mond moet je houden leren,
om je kwijtend van je dagelijkse taken,
met respect voor jezelf te bedienen.
Aqua Regis
Als een jager
staar ik naar het woud
waar het goud glanst
het is nacht en dag
Ik heb het in mijn hand
bijtend spoort het mij aan
het begroeide pad te betreden
maar ik bied weerstand
want onvoldoende uitgerust
Mijn retina geïmpregneerd
keer ik huiswaarts
Nog voor halverwege hou ik halt
Ik doe mijn ogen dicht
een siddering trekt over mijn huid
en ik besluit:
Morgen kom ik terug
Toverkruid
Ze paradeert over de trap
om het volk te laten weten
hoe het met haar tamme zwijnen is.
Met bulderlach en volle borsten
destilleert ze het wild uit de man, die zich -
gelokt door haar grote ogen en open blik -
in haar armen een gefuikte vis weet.
Alleen een list kan bevrijden,
uit de handen van deze tovenares -
dochter van een zonnegod.
Ze is vleesgeworden tegenstelling,
belichaamt confrontatie,
is warm en ijzingwekkend,
sociaal en kiezelhard.
Kruist ze je pad,
dan kan je twee dingen doen:
hopen dat de goden je goedgezind zijn,
of slim zijn en rechtsomkeert maken.
Vriend!
Een tussenstop is geen bestemming.
Verman je! Je wordt verwacht.
Zaag
Dat ik de ban doorbrak
door het houten beeld
dat niet in de container paste,
door te zagen met de Sandvik-
zaag van mijn dode opa
mijn lieve held, christen, bakker.
Dat ik dat deed, om jou, heks
Om jou, wie wás je eigenlijk?
anders dan het middelpunt
in zeker zes namen van mannen
die iets mét jou, die iets ván jou?
Ik wil het niet weten.
Ook niet van die nieuwe
die je nú je vriendje noemt
met wie je "we'll see how it goes."
Ga heks, ga!
Ga naar Frankrijk, India, Canada!
En laat geen sporen na.
Ze zullen je vergeten.
Je was slechts een les
in zelfrespect.
Wig
Ruim een maand geleden, aan de telefoon werd
het pleit beslecht. De dwang, de schuld, de boete,
de gedachten die een wig dreven, het ziekelijke
moeten. Wat speels begon werd een gevecht,
en twee verloren. Ik was moe gestreden.
Wat moet je met een geest die je continu
opzadelt met je verleden? Ik kan je vertellen van hoe
de schuld de liefde verdreef, hoe liefde je dorst
tot je naakt bent, over hoe ik alleen achter bleef.
Maar ik heb haar verlaten. We vertoeven beiden in
het vriendschappelijke niets. Eens pompte ik lucht
in de banden van haar fiets. Nu zal ze me haten.
O liefde waar ben je gebleven? Waarom duurt het
altijd zo kort, waarom is het maar voor even?
Thrust
The masked man is a fool in denial
under his mask is hiding a boy, who
didn't get a fair trial
Familiar with torture and tirans
He sings back to the sirens
Because there is no woman you can thrust
Wanderlust, wanderlust, wanderlust
Apeldoorn
In een fragment
van een seconde
besloot ik het,
tikte haar naam in
en zag haar aangezicht
ongewijzigd.
Drie maanden stilte;
een vacuüm
van gedachten.
Het begint lekjes te vertonen
de lucht staat in de rij,
smacht om de leegte verlossen
van opgelegde eenzaamheid.
Het ongeschreven verdrag
staat op het punt
geschonden te worden
m.a.w. ik ga mezelf opzadelen
met schuldgevoel.
Dit vacuüm is krachtiger
dan zijn omhulsel
zoals een zwart gat
ongeëvenaard in zwaartekracht.
De juiste samenstelling
van letters
momentum
Apeldoorn
Voor altijd in jouw hart
Veroordeeld
Waarom de balans opmaken
als je de stand hebt bijgehouden?
0-1
Ik zit klaar
Ze kunnen ieder moment met me afrekenen
Ik anticipeer op het eindsignaal
in een wedstrijd die aan het einde van de dag
nooit over is
Was ik maar een toeschouwer
Dan liep ik weg als de wedstrijd mij niet zinde
Dan ging ik een boek lezen, of de krant
Heb ik niet genoeg getraind?
Ben ik zwakker dan mijn tegenstander?
Ik hou niet van deze sport
waar ik door mijn genen toe veroordeeld ben
Hier geldt het recht van de sterkste (...)
Ik dek mijn kwetsbaarheid af met een zwart laken
Als een matador dans ik met mijn opponent
maar ik steek 'em niet
Eens zouden we weleens vrienden kunnen zijn
Het water wil stromen
Het water wil stromen
Maar het weet niet welke kant het op moet
Het rijst en het rijst totdat de plek waar het zich in bevindt overloopt
De bron vult aan en stuwt aan en het water gaat omhoog en opzij
Het gaat alle kanten die geen weerstand bieden op
De druk verhoogt, de bron stuwt harder en harder
Weerstand bieden eindigt in fonteinen van spuitende waterstralen en –druppels
Maar het water wil stromen, het wil niet spuiten, het wil stromen
Het wil zijn omgeving overspoelen totdat alles blauw is
En dan wil het weer de hoogte in en het gaat de hoogte in
Ruimte vult zich totdat de randen bereikt zijn
Het water overspoelt de ruimte, weer, altijd weer totdat de bron opdroogt, maar die droogt niet op
Het perst en het perst en we drinken en we zwemmen en we janken
Het water wil stromen, het water wil stromen, het water wil stromen
En het stroomt
In putten, naar rivieren, naar de zee en het gaat omhoog en het komt omlaag
Totdat we nat zijn, totdat we ervoor op de knieën gaan
En we worden meegenomen, in de stroom, mee, met het water en het laat ons alles zien, alles wat we wilden zien, alles wat we niet wilden zien en we drogen ons af, maar het water wil janken, het wil spuiten, het wil geven en we drinken en we ontvangen
Het water kijkt niet om, het gaat vooruit, van de zee naar het land, van het land naar de zee
Blauw, zee, stroom, water, fonteinen van weerstand
Het zal regenen, omdat het water wil stromen
Het water, wil stromen
Ik ben als water
Met een zaklamp
Met een zaklamp
mocht ik in zijn schaduw staan
Als een clown deed hij zijn kunstje
uit en aan
Hij bewoog tektonische platen
met de almachtigheid van een Griekse God
Een aanklacht indienen tegen hem
was als Icarus die het opnam tegen de zon
Hij was toornig, onvoorspelbaar
tilde volle olievaten boven zijn hoofd
Tien jaar was ik, schreef op wat ik van hem vond
vrezend voor mijn leven verstopte ik mijn boodschap
in de holte van de verzwaarde onderkant
van de luxaflex in mijn kamer
Het waren mijn scrupules over het bestaan van deze brief
die mij besloten hem in het geheim te verbranden
achter de schuur, buiten het territorium van
deze ‘sterke, alleswetende en –kunnende man’,
zoals het bordje in onze gang verkondigde
Hij moet het ermee eens zijn geweest
Uit de as van dit stille protest
groeide een wezen op dat de bliksem in zich droeg
een compromis tussen onderdrukte ambitie
en verweesde belofte
Als je dan toch in het donker leeft
en een zaklamp jouw deel is,
met de bliksem geïnternaliseerd,
dan kan je je ziel verlichten
en is verlossing nabij
Monoloog
er huist een monoloog in mij
keer op keer geven mensen
me te verstaan, dat
zij me niet
ik hul me in stilzwijgen, ben geduldig
moedig en gelaten
voer ik dialogen – dronken, nuchter – die
een puntje ziel
tonen, uittorenend
boven water als een ijsberg
hulde aan de ervaren kapiteins –
het zijn er niet zoveel,
er zijn maar zoveel schepen –
ze varen eromheen, ze weten wel beter
een schipper met de tijd om zijn pols
vaart op radar en vuurtorens
voelt de hardheid van het ijs
aan wonden die eens littekens werden
de monoloog glimlacht
als hij te horen krijgt dat hij teveel is
andere podia moet zoeken
is goedertieren en vergeeft
neemt wraak en is gracieus
strooit met liefde en verwarring
ongehoord!
dat hij gewapend
met het ongesproken woord
“kniel” wil zeggen, en dwingen wil,
tot overgave
aan zijn ziel, onbelicht
de zon wordt in de schaduw gezet
wanneer ontvangen wordt
wat schaars is
de ziel is het terrein van de bliksem
op de tast vindt de monoloog er telkens de weg
voelt bomen, rotsen
het is er stil, hij trotseert afgronden
Zij wierp er licht op
hij wierp het terug
Vandaag besloot hij, op zijn naaktst:
Denkt hij aan liefde, dan aan haar het vaakst.
Sterrenstof
Met een strakke blik keek hij naar het wolkendek
vuurtorens reiken zonder te priemen
Uit de hoogte geen gevaar
enkel een bliksem die uit willekeur doel treft
vlam zet in bouwwerk, een boom splijt
Hij verloor voor de zoveelste keer zijn verstand
verpachtte het aan goden en hun grillen
De werkelijkheid werd een mengelmoes
een huilende lachspiegel die met contouren tartte
ingevlogen inlichtingendiensten werkten ondermijnend
Tóveren kon hij, medicijnen verpulverend onder
de stenen voet van een trofee uit 1984;
hij werd tweede omdat hij volgens vader teveel
omkeek naar zijn achtervolgers - Hij maakte sterrenstof,
en begreep de essentie van de wereld, van de liefde
Donderdag, half tien
Vanavond is het weer zo'n avond
Het regent, en ik heb boeken
besteld en weggegooid. Ooit
vind ik de Heilige Graal wel.
De muziek die streamt is op zijn einde,
de naderende stilte wordt gevuld,
door kaarslicht op tafel en
in de vensterbank.
Venkelthee staat af te koelen
tot drinkbaar. Een verstorende
reclameboodschap leidt de stilte in.
Mijn laptop ruist, de cursor
knippert me vragend aan. Welke
woorden zullen er in
de volgende regel staan?
Voorjaarsgedicht
Zonder toestemming
ruim ik de karkassen op,
want ik ben ineens
de vleesgeworden leiding.
Als een haan die victorie kraait
ben ik wakker geworden uit een droom,
waarin ik aangemoedigd word
door hen die mij liefhebben.
Door mijn vader vooral.
Hij laat het dienblad vol rijkelijk bier
rondgaan over de toegestroomde menigte.
Mijn linkerhand ondersteunt mijn voorhoofd
en beschermt mijn plotseling scherpe blik
tegen de al te felle zon.
Mijn rechterhand krabbelt vlug
dat wat rest uit een kort bevochten nacht.
Merels zingen dat de lente definitief is aangebroken.
Schrijf je
In Ithaca wacht je geen vrouw
Het is een zwart gat
Verzwolgen word je er,
door de zwaartekracht
Homerus heeft je een loer gedraaid
En jij maar lezen, hopen, volhouden, gaan,
vól verwachting
Word nooit vrienden met een schrijver
Schrijf je
Dansen op de draad van Ariadne
Het is niet het voordragen op dit podium,
waar ik zo tegenop zie.
Maar de deuren van dit bastion
van gebroken geesten, deze deuren
binnengaan, de plek betreden
waar je uit alle macht weg probeert
te komen als je er bent,
waar gestoordheid en gezondheid
om voorrang vechten, waar je
overgeleverd bent aan de goede
bedoelingen van vreemde verplegers
en artsen in opleiding, daar, waar ik
zo gek was dat ik geen besef meer
had van tijd en doolde, de weg in mijn
geest kwijt was, daar wil ik nooit meer
naartoe.
Over bomen wil ik schrijven
Ik zeg: ik schrijf bij drama
Zij zegt: schrijf maar niet
Ik schrijf
En ik schrijf en ik schrijf en ik schrijf
Over bomen wil ik schrijven
Over de lucht die zij ademen
Die wíj ademen
Over de seizoenen mét
en de seizoenen zonder zoenen
Over liefdes aangevangen
over havens en schepen
en dat alles tijdelijk is
Maar o zo mooi
o zo mooi
o zo mooi
Ik leg me het zwijgen op
brei het einde
en ga naar bomen kijken
Momentum
Als een heremietkreeft op zoek naar een schuilplaats,
heb ik deze woning betrokken.
Hem ondoordacht ingericht;
geen subtiele kleuren,
meubels uit een ander leven,
een koude kille vloer die warmte suggereert.
Ik ben een reiziger op een station waar de tijd stilstaat,
een maaltijd in een doorgeefluik.
Geen tijd om achterover te hangen,
voor lekker eten,
voor spel,
voor kunst.
Ik moet door,
en mij verzoenen met de schelp die mij past.
Aqua Regis II
Als een jager kijk ik naar het woud
bevend en onzeker treed ik het binnen
ik weet waar het goud ligt
kan het delven
Zij heeft haar ogen gesloten
haar zwarte manen dansen langzaam
op en neer, ze weet het niet,
maar ik ben gekomen om mijn schat op te graven
Eenmaal uit het woud
onder de modder,
voel ik mij de koning te rijk
In het badhuis zweet ik de beelden uit mijn lichaam,
ontdoe me van het vuil, om 's avonds op wacht te staan
op de torens van mijn kasteel, waar het warm is
en de mensen gemoedelijk verkeren
Ik stel grens op grens om mijn bezit te bewaken
en het te delen met hen die mij lief zijn
Ik koester mijn bezit, omdat ik mijzelf koester
de lessen van het goud zijn aan mij besteed
noodzaak
als een zuchtje wind
wakker je mijn vuur aan
de vlam die nooit dooft
een flakkerend schijnsel dat jouw schaduw tegen de muur portretteert
ik licht op in al jouw toonaarden
ik bezit de eeuwige vonk die leven heet
die warm is
die van vlam vuur maakt
die eeuwig wordt doorgegeven
tot het einde der tijden
eeuwig besef van het fragiele werk dat leven heet
middel tot welk doel?
tot een universum dat zichzelf begrijpt?
zoals SH suggereert?
37 graden
fragiel evenwicht
niet gereguleerd door inzicht
stabiel uit noodzaak
middel tot welk doel?
tot een universum dat zichzelf begrijpt?
begrijpen
be grijpen
vatten
er grip op krijgen
in de wetenschap dat niemand dat kan
we zijn machteloze omstanders
ons rest bescheidenheid en verwondering
ons rest ervaring en gewaarwording
wij zijn onze zintuigen
we zijn kloppende harten
in een donker universum
bloedrode liefde is wat ons rest
totdat we ondergronds gaan
Naam- en nummervermelding
Ik heb net de KPN gebeld
want ik wil mijn naam vermeld
men mag mij vinden
dronken op de bank
verloren verlaten
of vol op het orgel
gehavend gewapend met woord en daad
de haat waarop ik mij verlaat
de verweesde ambitie
de potentie tot ik weet niet wat
ik ben de man van de piekervaring
ik klim in de paal en zing het hoogste woord
om mij af te laten zakken en ineen te schrompelen
Ik heb de KPN gebeld
want ik wil mijn naam vermeld
zwart op wit op papier
omdat het kan men mag mij vinden
ik ben aangespoeld in mijn veertigste levensjaar
het is een berg met ver uitzicht
maar op de top kan je enkel alleen staan
Ze ging boos weg vandaag mijn moeder
want ik zei niks meer nadat ik boos was
en ze wilde nog dansen vanavond
en ze had een deuk in haar auto en ze gaat
in februari met vakantie en en en ruis
rot op ga dan
als je niet kan verstaan dat ik je mis
dan kan je me ook niet geven wat ik nodig heb
dan doe ik dat zelf wel
dan geef ik dat mij!
Ik heb de KPN gebeld
bel mij
Scarabee
Zijn gedichten zijn de zachte steen.
Ik zocht ze om mijn geest te slijpen.
Halfdronken zoek ik nu naar een beeld, zoals hij
die, nuchter welteverstaan, zijn werk serieus neemt.
Het daagt me steeds frequenter
dat ik van de nood een hobby kan maken.
Een werkelijke reden om te leven heb.
Ik krijg het niet gezegd,
dat de juiste woorden -
me zacht ingefluisterd
of bij wijze van fortuin aangereikt -
een reddingsboei zijn.
Jarenlang zegde ik dank tegen een god
die ik niet kende! Verlost te worden
door een provocateur nog wel,
aankomen zag ik het niet.
Ik laat het mij welgevallen.
Niks rest mij deze nacht
dan een laatste druppel
tegen een onstilbare dorst.
Taal raakt mij niet als een hand
Nooit heb ik iets met taal gehad
tot het mij een zekerheid bood
die ik elders niet vinden kon
Taal raakt mij niet als een hand
van een mensendieck therapeut, warm
Je wordt het gemis gewaar op plekken
waar je het niet verwacht
Die ene keer dat hij jou verwekte
Die ene keer dat hij die jou verwekte
zijn hand op jouw schouder legde
je vroeg waar je je toch druk om maakte
Hem met wie je je pas verbonden voelde
aan de telefoon, toen je ver weg was
in een godvergeten vakantieoord
in Spanje. Star ben je. Onhechtbaar
Alleen, in deze goddeloze stad
Veertig scherven in een mozaïek
Waar ben je nou man? Met je grappen
en je praatjes en je verstand van alles
Ben je in een hemel en waar is die dan?
Zit je in mij zoals ik ooit in jou?
Nou ja, laat maar
Ik zoek het al een tijdje zelf uit
Niet dat ik ook maar iets weet
Niets weet ik
Enkel dat taal mij niet raakt als een hand
Later
Je zit op een terras,
Flarden schoonheid flarden lelijkheid,
ze trekken aan je voorbij.
Het mozaïek ligt in scherven op de grond,
links van je, rechts van je.
Je neemt het waar.
Een poging tot integratie tot een geheel,
is een gedachte.
Deze dag belooft iets,
een uitlopende passiebloem op je balkon
kondigt dat aan.
Een helikopter boven De Pijp,
reuring op het Museumplein.
Je broedt op een toekomst,
op een weg uit de somberheid.
Je zit stil en beroert je kladblok
met een vinger.
De cursor knippert geduldig,
weet niet welke woorden hij
links naast zich zal laten.
De ruimte rechts en onder
is eindeloos.
Alles is gezegd.
De scherven liggen voor het oprapen.
Een spin weeft zijn web,
vangt vliegjes zoals jij woorden.
Het alfabet jouw palet.
Het mozaïek een vergezicht.
De verbeelding de drijvende kracht.
De ondergang de wederopstanding
het gedicht een bloem
de zon de motor
woorden als water
de verlossing komt altijd
Later
Subversief
Hoe ik ontdek, dat ik er een sardonisch genoegen in schep,
dat hij van een ander niet krijgt, wat 'ie mij niet geeft.
Het is onmenselijk. Was ik vergeten dat wij dieren zijn?
Tit for tat? Quid pro quo? Ho even!
Voor eens bereid niet over het kompas te springen,
maar te lezen, te voelen wat zijn bedoeling is!
Jaren voer je en zwoer je aan niemand in het bijzonder,
– hoewel ja, aan jezelf het meest – het navigeren te leren.
En zo zit je dan op je tropische eiland vol kokosnoten,
autarkisch en met een woeste pen.
Ze zouden je weerga moeten kennen, maar schuil
houd je die het liefst onder een pseudoniem
in het verborgene. Daar waar je je geborgen weet.
Thuis
Zijn grootste bundel ligt voor me
en alles wat ik kan denken
is dat ik niet in woorden woon.
Deze ruimte vul ik met een machtig lijf
met een witte bank, boeken
en meubels uit een ander leven.
Ik woon in wat ik zie.
Zijn bundel ligt onaangeroerd.
De dag dat ik woorden vreet
valt niet samen met pianomuziek
virtueel haardvuur en kunst die waarschuwt
40-45 niet te vergeten.
Wat heb je aan gedichten
als je niet in woorden woont?
Ataraxia
Daar draait het om, zegt Epicurus.
Dáárom wil ik niet met je naar het park.
Gek ván je, of gek óp je.
Die tijd is passé.
De deugd, zegt Aristoteles,
richt zich op het midden.
Dat ligt ergens in de Rivierenbuurt,
ter hoogte van de Lekstraat.
Daar staat - in de zon - een bankje
naast een geurige Blauwe Regen
met verstrengelde ranken.
Zaag II
Dat ik de ban doorbrak
door het houten beeld
dat niet in de container paste,
door te zagen met de Sandvik-
zaag van mijn dode opa
mijn lieve held, christen, bakker.
Dat ik dat deed om jou, Lilith
Om jou, wie wás je eigenlijk?
anders dan het middelpunt
in zeker zes namen van mannen
die iets mét jou, die iets ván jou?
Ik wil het niet weten.
Ook niet van die nieuwe
die je nú je vriendje noemt
met wie je "we'll see how it goes."
Ga Lulu, ga!
Ga naar Frankrijk, India, Canada!
En laat geen sporen na.
Ze zullen je vergeten.
Je was slechts een les
in zelfrespect.
En overal zijn mensen.
Je keerde bij jezelf naar binnen.
Op de bodem vond je een brief.
Plukjes mensen, wind die door bomen ruist.
Een man die het midden houdt,
maar faalt in zijn poging.
Een dwarsligger die verhaalt over vervlogen tijd.
Een campingstoel, nat van Amstelwater.
Een poging om aan iets anders te denken.
Denk aan je veroveringen!
(er was altijd iets mis;
je zag jezelf in de weerspiegeling)
Waar is die paardenfluisteraar
die zich liefdevol een weg baant naar je oor
en zachtjes ademzegt dat je veilig bent?
Het is een Zij.
Waar is de heilige geest
nu heilig slechts een woord is?
Waar is God sinds Nietzsche?
Er is niemand hier, en overal zijn mensen.
Horizon
Aurora heette ze.
Haar juf had een zomerboodschap
voor haar geschreven op een ansichtkaart
die nu in een plantenbak op straat lag.
Ik dacht aan het liefdesbriefje
dat ik verscheurde toen ik twaalf was;
soms weet je jezelf geen raad.
Een hommel kroop over straat.
Met pijn en een kapotte knie
had ik de pas er goed in.
Naar huis omdat dat een goed vertrekpunt is.
Zoals een vrouw een horizon kan zijn.
Zoals zij een horizon voor mij was.
Zoals ik de horizon werd.
En er vanaf viel.
Horizon
Aurora heette ze.
Haar juf had een zomerboodschap
voor haar geschreven op een ansichtkaart
die nu in een plantenbak op straat lag.
Ik dacht aan het liefdesbriefje
dat ik verscheurde toen ik twaalf was;
soms weet je jezelf geen raad.
Een hommel kroop over straat.
Met pijn en een kapotte knie
had ik de pas er goed in.
Naar huis omdat dat een goed vertrekpunt is.
Zoals een vrouw een horizon kan zijn.
Zoals zij een horizon voor mij was.
Zoals ik de horizon werd.
En er vanaf viel.